U bevindt zich hier: Home Theo Thijssen Biografie Jeff Lafranca
Jeff Lafranca

Jeff Lafranca

donderdag, 02 april 2015 20:00

In de ochtend van het leven (1941)

'In de boeken die men voor mijn jeugdherinneringen aanziet, schrijft Thijssen in de inleiding van deze memoires'. 'heb ik, voor zover mij dat bewust is, nergens iets beschreven dat mij persoonlijk overkomen is. Zij waren zuiver fantasie. Natuurlijk is het mogelijk dat buiten mijn weten om toch een totaal vergeten jeugdherinneringen tot een romanstukje is geworden. Maar dan heb ik een moment van inzinking gehad, een ogenblik van verslapping in de tucht die een schrijver zich dient op te leggen.' Die laatste zinnen halen de eerste weer helemaal ironisch onderuit, en terecht: zodra Thijssen in dit boek echt gaat vertellen hoe het toeging in zijn jeugd, vallen meteen de parallellen op met Kees de jongen, Het taaie ongerief en Jongensdagen. Al blijkt ook dat hij in die romans  precies die herinneringen gebruikten die pasten in de thematiek van het betreffende boek en daarnaast zijn fantasie de vrije loop liet.
Dit prachtige en meeslepende boek biedt ook nog eens terloops een schat aan materiaal voor stadshistorici, sociaal-historici en cultuurhistorici.

donderdag, 02 april 2015 19:59

Een bonte bundel (1935)

In Een bonte bundel, dat in 1935 bij De Arbeiderspers verscheen (en niet bij Thijssens vaste uitgever Van Dishoeck!), zijn naast twee oude schetsen uit het schoolleven vooral reisverhalen opgenomen. De twee schetsen zijn restjes uit De Nieuwe School, die geen plaats in Egeltje hadden gekregen. De eerste is ook de oudste: `Armenschool' (1908, in De Nieuwe School ondertekend met F.); de tweede is het hilarische `Meneer-zelf komt een uurtje' (1915, onder het pseudoniem A. le Maetre).

donderdag, 02 april 2015 19:57

Het taaie ongerief (1932)

De roman Het taaie ongerief verscheen in 1932 tegelijkertijd bij C.A.J. van Dishoeck in Bussum en De Arbeiderspers in Amsterdam (als onderdeel van de ARBO-reeks), nadat het van 2 november 1931 tot 1 februari 1932 eerst als dagelijks feuilleton in het sociaal-democatische dagblad Het Volk had gestaan. Maar al op 19 oktober 1930 schreef Thijssen aan Van Dishoeck: "Nou dacht ik, uitgeschreven te zijn. En daar heb ik plotseling weer een nieuw ideaal: ik wil nu voor Het Volk een feuilleton maken, het gewone dagelijkse krantenfeuilleton, maar dan goed. 'k Ben in m'n vrije uren er al aan begonnen, maar de opzet is al af. En nu schijnt het met zo begeerlijk, dat elke avond zo'n 60.000 mensen 'n maand lang daar hun krant mee beginnen. Niet eens in de week of eens in de maand, maar elke avond; en dat idee heeft me weer aan de gang gebracht, he. 'k Heb allerlei uitnodigingen voor periodieken -- en die vermogen niet, me aan 't werk te zetten--maar wel iets, waarvoor ik geen uitnodiging heb."

donderdag, 02 april 2015 19:57

Egeltje. Een bundel vrolijk proza (1929)

De in deze humoristisch getinte bundel opgenomen verhalen werden merendeels voor het eerst gepubliceerd in De Nieuwe School, Thijssens eigen rebelse onderwijsblad, en in De Notenkraker, het satirische zondagsblad van het rode dagblad Het Volk.
In een interview met het leterkudnige tijdschrift Het Boek van Heden verondtschuldigde Thijssen zich in 1929 bij voorbaat voor de luchtigheid van zijn proza: "Het is lichte kost. Ze zullen het wel niet literair vinden, vrees ik." Dat had hij goed gezien, want de recensies waren veel minder positief dan die van zijn eerdere boeken.

donderdag, 02 april 2015 19:56

Het grijze kind (1927)

Dit boek, dat naar opzet en vorm geheel verschilt van Thijssens andere werk, bevat het verhaal over een klein-burgerlijk gezin, gezien door de ogen van een kind met de blik van een volwassene, Henricus van der Stadt. Het werd eerst anoniem gepubliceerd in School en Huis (1926-1927). Thijssen zelf vond het zijn beste boek, wellicht omdat hij zich hierin het meest wist los te maken van zijn autobiografische bagage. Het is ook het meest satirische boek van Thijssen, waarin gehakt wordt gemaakt van hypocrisie en misplaatst standsbesef.

Pagina 6 van 16

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie