U bevindt zich hier: Home Theo Thijssen Biografie Jeff Lafranca
Jeff Lafranca

Jeff Lafranca

Gerben Hellinga’s toneelbewerking van Kees de jongen gold in 1970 niet alleen als fraai staaltje van experimenteel toneel (hoofdrol gesplitst over twee acteurs: Hans Dagelet en Wim van der Grijn), maar markeerde bovendien het begin van de herwaardering van Thijssen als schrijver. Reden genoeg voor een theatrale tentoonstelling, met de originele kostuums van de twee Kezen, het bekrabbelde tekstboek van regisseur Peter Oosthoek, Theo Thijssens eigen luxe-exemplaar van Kees de jongen (bij de première door Thijssens ontroerde dochter Geertje aan Hellinga geschonken), foto’s van opvoeringen en repetities en op video de onvoltooide NCRV-tv-registratie van het toneelstuk. Omdat het museum daarvoor te klein was, werd de expositie op afstand geopend in theater Bellevue, waar onder leiding van Matthijs van Nieuwkerk (toen kunstredacteur van Het Parool) over het belang van het stuk werd gediscussieerd door Hellinga, Oosthoek, acteur Hans Dagelet en criticus Hans van den Bergh. Rick de Leeuw en zijn Tröckener Kecks zongen Kees- en Rosa-liederen – het begin van een warme band.

Het Filmmuseum was zondagmiddag 9 juni 1996 decor van een veelzijdig evenement, georganiseerd door de Stichting Theo Thijssen en Uitgeverij Bas Lubberhuizen. De bijeenkomst telde drie onderdelen: de presentatie van de fotobiografie Theo Thijssen, een beeld van zijn leven (samengesteld door Wieneke ’t Hoen, en door Jan Blokker, kleinzoon van Thijssens oude bovenmeester, aangeboden aan schoondochter Manna Thijssen-van der Schaaf), de voorvertoning van de videofilm Herinneringen aan Theo Thijssen en de opening van de tentoonstelling Het familiealbum in het Theo Thijssen Museum. De nieuwe tijdelijke expositie toonde een groot aantal onbekende foto’s uit het familieleven van Theo Thijssen, veelal genomen tijdens vakanties. Centraal stond een groepsfoto uit 1928, van Thijssen met vrouw, kinderen, zus, neven, nichten en buren, maar nog veel amusanter waren de foto’s van Thijssen in badpak op het strand van Castricum en Bergen. De vormgeving was eenmalig in handen van Marina Dogmanovic, uit de Nieuwe Leliestraat. Zij legde toepasselijk een laagje schelpenzand op de bodem van de vitrine. [Ill.:] Theo Thijssen met zijn gezin in 1916. (Coll. Theo Thijsen Museum)

Omdat kinderen een hoofdrol spelen in zijn werk, wordt Thijssen vaak voor kinderboekenschrijver versleten. Bijna al zijn romans schreef hij echter voor volwassenen, al ijverde hij vurig voor goede jeugdliteratuur. Zijn enige eigen kinderboek was Jongensdagen (1909), geïnspireerd op zijn vroegste tienerjaren op en rond de Brouwersgracht. Het werd geïllustreerd door Jan Sluijters, later een beroemd schilder. In de Stadsbibliotheek Haarlem bleken de oorspronkelijke tekeningen van Sluijters bewaard te zijn, waaronder een aantal dat om uiteenlopende redenen het boek niet haalde. Die waren nu eindelijk te zien, plus het oorspronkelijke bandontwerp, uitgeleend door de achterkleinzoon van Thijssens uitgever. Bovendien toonden we tientallen andere door Sluijters verluchte kinderboeken, uit de collectie van zijn kleinzoon, de dichter Jan Kuijper. Eventjes waren we zelfs een echt kunstmuseum, want we hadden maar mooi de Visvrouw (familiebezit) uit 1911 aan onze muur! Bij de opening op 8 februari vanuit de Theo Thijssenschool in de Anjeliersstraat hield expert Anne de Vries een inleiding en lazen leerlingen voor uit het boek. Tegelijk verscheen bij Lubberhuizen een herdruk van Jongensdagen, waarin ook de nooit eerder gepubliceerde platen waren opgenomen.

Alle boeken van Theo Thijssen verschenen voor het eerst bij uitgeverij C.A.J. van Dishoeck in Bussum. Thijssens band met zijn uitgever was meer dan zakelijk. Vandaar de titel van de wisseltentoonstelling: “Mijn vriend Van Dishoeck”. De expositie werd ditmaal geopend vanuit het P.C. Hoofthuis door de Amsterdamse antiquaar Eduard van Dishoeck, achterkleinzoon van de grondlegger van de uitgeverij, die uiteindelijk (via Agathon) opging in Unieboek. De vriendschap tussen Thijssen en drie generaties Van Dishoeck was de kern van de tentoonstelling in het Theo Thijssen Museum. Te zien waren portretten, foto’s, krantenartikelen, fondslijsten, reclamefolders, reclameborden en vele andere documenten. Plus (in een nieuwe boekenkast, ontworpen door vormgever/buurtgenoot Jeroen de Vries) een selectie van de boeken uit het fonds van Van Dishoeck die Thijssen (sinds 1907 in contact met de uitgever) zelf in de kast had staan. Conservator/samenstelster Wieneke werd ditmaal voor het eerst gesecondeerd door neerlandica Hinke Brinkman. [Ill.:] Briefhoofd van uitgeverij Van Dishoeck, ca. 1910.

De Jordaan van Theo Thijssen was niet alleen een buurt voor handarbeiders, maar ook voor talloze kleine middenstanders. Thijssens eigen vader was schoenmaker in het huidige museumpand. Aanleiding voor een expositie, die een schilderachtig beeld gaf van de vele winkeltjes en andere kleine bedrijfjes in de Jordaan rond 1900. Die werd – vanuit de filmzaal van het Amsterdams Historisch Museum – geopend door sociaal-geograaf prof.dr. Willem Heinemeijer, voorzitter van het Genootschap Amstelodamum. Een in de buurt verspreid verzoek om oude foto’s e.d. had niet veel opgeleverd; dat hadden we beter in Almere kunnen vragen. Maar in het Gemeentearchief en bij antiquaar Louis Putman vonden Wieneke en Hinke de prachtigste oude foto’s en prentbriefkaarten. Uit het Bevolkingsregister en adresboeken reconstrueerde Peter-Paul bovendien voor het omringende stukje Jordaan per huisnummer welke winkels en andere bedrijfjes daar in 1889 gevestigd waren. Daarvan is er nu nog maar één over: café De Reiger op de hoek van de Nieuwe Leliestraat en de Eerste Leliedwarsstraat, in Thijssens jeugd tapperij Groen. [c:] Lindengracht rond 1890. (Gemeentearchief Amsterdam)

Pagina 8 van 16

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie