U bevindt zich hier: Home Theo Thijssen Biografie Jeff Lafranca
Jeff Lafranca

Jeff Lafranca

Van Thijssen verschenen tien boeken, maar heel wat ander literair werk verscheen in bundels en bladen. Die teksten waren slechts bij een enkeling bekend, tot ze in 1999 verschenen in deel 4 van zijn Verzameld werk. Deze expositie ging nogal voorbarig open, want door omstandigheden verscheen het boek (eind 1998 verwacht) pas in augustus 1999. Dat was fnuikend voor de publiciteit, zodat dit ten onrechte onze slechts bezochte tentoonstelling werd. Te zien waren onder meer de allereerste literaire schetsen van Thijssen in Baknieuws (1897) en Elsevier’s Literair Maandschrift (1899) en zijn columns uit de jaren dertig in het weekblad Wij. [Ill.:] Illustratie bij column in weekblad Wij, 15 maart 1935.

Theo Thijssen raakte door zijn ervaringen op internationale onderwijscongressen in de jaren ’20 overtuigd van het nut van een ‘wereldtaal’. Die zou bijdragen aan de verbroedering tussen de arbeiders aller landen. Het taaie ongerief (La nevenkebla geno) werd door F. Faulhaber ook in die kunsttaal vertaald: nog steeds te koop in het museum. Op de tentoonstelling waren ook veel andere in het Esperanto vertaalde boeken te zien die: Het verraad van Thijssens vriend A.M. de Jong, de Bijbel, het dagboek van Anne Frank en een a?evering uit de Kuifje-serie. Verder werden Thijssens Esperanto-woordenboek getoond en het paspoort waarmee hij naar onderwijscongressen in Parijs, Bellinzona, Berlijn, Wenen, Praag en Santander reisde. Met deze tentoonstelling bereikte het museum een heel nieuw publiek. Nederland telt niet veel esperantisten meer, maar die kwamen wel allemaal naar de Jordaan. Deze expositie was de laatste die werd ingericht door Hinke Brinkman, krachtig ondersteund door Hans Stoovelaar en good old Wieneke ’t Hoen. De tentoonstelling werd op 2 oktober vanuit de verbondszaal (waarin Thijssen meermalen NVV-vergaderingen meemaakte) het Vakbondsmuseum geopend door voorzitter Ans Bakker-ten Hagen van de vereniging Esperanto Nederland. Het was een gedenkwaardige bijeenkomst:in het Esperanto hoorden we het verhaal van de zwembadpas, en ruim de helft van de zaal zong moeiteloos in die taal de Internationale. De vaste hap dineerde eenvoudig maar voedzaam in het Kof?ehuis van de Volksbond op het Kadijksplein – en we misten onze zieke voorzitter Rob Grootendorst. Hij overleed op 23 februari 2000.

Binnen de sociaal-democratische beweging was A.M. de Jong voor de Tweede Wereldoorlog als populairste schrijver. Nog tot in de jaren zestig boekte De Arbeiderspers grote successen met de A.M.de JongOmnibus. Merijntje Gijzen en Bulletje en Bonestaak (beide net heruitgegeven) blijven getuigen van De Jongs beeldend vermogen, productiviteit en veelzijdigheid. Daarvan getuigde deze tijdelijke tentoonstelling in het Theo Thijssen Museum, ingericht door Hans Stoovelaar. De Jongs intensieve contacten met Theo Thijssen (jarenlang woonden ze bij elkaar om de hoek) kregen daarbij extra aandacht. De tentoonstelling werd geopend door schrijver-journalist en A.M.de Jong-fan Guus Lujters. Aansluitend werden fragmenten getoond uit de ?lm Merijntje Gijzens jeugd uit 1936, geregisseerd door Kurt Gerron. A.M. de Jong speelt daarin zelf een glansrol als dorpspastoor.

dinsdag, 31 maart 2015 09:52

'O, die jongen?' *januari 2001-april 2002

Zonder plichtplegingen ging in het Theo Thijssen Museum de nieuwe wisseltentoonstelling open. Titel: “O, die jongen?” Hoe het verder ging met Kees. De expositie, waarbij inrichter Hans Stoovelaar met hulp van Thijs Wierema zowaar ook een bibliogra?sche catalogus samenstelde, was geheel gewijd aan Thijssens populairste roman Kees de jongen, losjes geïnspireerd door zijn eigen jeugd in de Jordaan. De tentoonstelling liet alle gedaanten van het boek zien, inclusief de voorgeschiedenis. Kees de jongen verscheen weliswaar in 1923, maar het allereerste fragment schreef Thijssen al in 1908, als begin van een feuilleton in zijn kritische blad De Nieuwe School Tussen 1908 en 1915 verschenen er in totaal dertien fragmenten. Voor het bondsblad School en Huis werkte Thijssen in 1921-1922 de losse scênes uit tot een doorlopend verhaal, dat in 1923 in boekvorm verscheen. Het wordt tot op de dag van vandaag herdrukt. Zoals Rob Grootendorst eens zei: “’t Is geen bestseller, maar een longseller”. De expositie toonde onder meer de Duitse vertaling uit 1935, video-opnames van Hellinga’s toneelversie en verschillende Kees-objecten: de atlas die hij met zijn zieke vader gaat kopen, de postzegels, zijn lievelingsboek De Woudlooper enzovoorts. Halverwege deze tentoonstelling, op 16 juni 2001, organiseerde het museum de Dag van de Zwembadpas.

Nooit eerder presenteerde het museum zó ’n grote wissel- Thijssens Verzameld werk. expositie als die rondom Thijssens roman Het taaie ongerief (1932). Het onderwerp vroeg er ook om. Thema van dit hilarische boek is de ellende die een mens kan beleven aan kleding waar iets mis mee is, althans waarvan de drager vreest dat er iets mis mee is. Eigelijk een boek over schaamte: een thema van alle tijden. Voor het eerst wisselden de vaste expositie (tot dan toe aan de lange muur van het museum) en de tijdelijke expositie van plek, om de laatste alle ruimte te geven. Ze werd oogverblindend, dankzij vormgeefster Meike Ziegler én Josine Koeleman, student Museumstudies. Josine verzamelde bij musea en particulieren originele voorbeelden van in de roman genoemde kledingstukken. Met deze objecten werden alle vitrines langs de lange wand van het museum ingericht. Meike ontwierp bijzonder mooie wanddoeken met daarop de betreffende tekstpassages, gecombineerd met historische illustraties.

Pagina 9 van 16

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie