Print deze pagina
donderdag, 02 april 2015 19:55

De gelukkige klas (1926)

Het vervolg op Schoolland. Nieuwe avonturen van meester Staal en zijn klas, of, zoals Thijssen zegt, 'een hymne op het onderwijzerschap'.  Weer geschreven in de vorm van een dagboek van een onderwijzer op een openbare lagere school in Amsterdam-Oost, die veel wegheeft van Theo Thijssen zelf. Het verhaal speelt omstreeks 1906-1908, zo blijkt uit kleine aanwijzingen in de epiloog. Eerder verschenen als vervolgverhaal in de jaargang 1924-1925 van School en Huis.

Najaar 2007 staat de roman centraal in de campagne Nederland Leest van de CPNB (stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek). Een nieuwe paperback-editie wordt dan gratis aangeboden aan alle leden van openbare bibliotheken in Nederland - en ook aan honderdduizenden vierdeklassers van havo en vwo.

 Er komt daarvan ook een luxe-editie in de boekhandel (niettemij slechts voor 10 euro), met een speciaal rijk geillustreerd katern over Theo Thijssen, samengesteld door Peter-Paul de Baar.

In juni jl.  bracht uitgeverij Athenaeum Polak & Van Gennep in haar beroemde reeks Salamander Klassiek al een smaakvolle hard-cover-editie uit van zowel Schooland als De gelukkige klas - afzonderlijk maar ook samen in een cassette (samen 19,95 euro). Van De gelukkige klas is dit de dertiende druk, sinds uitgeverij Van Dishoeck het in 1926 voor het eerst uitbracht.

Hoorspel

Op 18 oktober 2007 op Radio 1 (20.00 uur): hoorspel De gelukkige klas. Dramaturgie en regie:  Marlies Cordia. Bewerking: Henri Overduin. Productie: De HoorSpelFabriek. Met: Fons Boer (meester Staal), Rob van de Meeberg, Ottolien Boeschoten e.v.a. Zie: http://www.humanistischeomroep.nl/human/hos/html/programs/program.jsp?program=10058&episode=128394#

Bespreking

In nr. 31 van het Theo Thijssen Bulletin (sept. 2007) schreef museumdirecteur Jan Carmiiggelt de volgende ode aan dit boek:

Een klasse-boek

Een mysterie zal het altijd blijven: waarom vindt de een een boek mooi en de ander niet? Toen bekend werd dat De gelukkige klas door de CPNB was uitverkoren voor de jaarlijkse lezersactie 'Nederland leest', meldde ik dat vol trots aan een door mij literair hooggeachte vriend. Hij reageerde verveeld: "Dat boek heb ik niet uit kunnen lezen, wat een gewauwel over niks. Ik heb trouwens niks met Thijssen". Vooral dat laatste zinnetje sneed mij door mijn ziel en ik was dan ook meer geïrriteerd dan verbaasd. Vruchteloos probeerde ik hem te overtuigen van de grootheid van Thijssens proza en dat ik mensen in het museum had ontvangen die verklaarden in het onderwijs te zijn gegaan na het lezen van De gelukkige klas. "Ieder z'n meug", mompelde de vriend, mij verbijsterd achterlatend.

Ik heb hem daarna lang niet meer gesproken.

Natuurlijk is De gelukkige klas een mooi, nee, een prachtig boek. Na Kees de jongen staat het bij mij op nummer 2 van de Theo Thijssen Top Tien. Waarom? Omdat Thijssen veel vliegen in een klap slaat: zijn onnavolgbare stijl en woordkeus, zijn onderwijsvernieuwende ideeën in romanvorm, zijn humor, zijn relativeringsvermogen, zijn liefde voor het onderwijzersvak en bovenal zijn liefde voor zijn uiteindelijk gelukkige klas.

Liefde en mededogen. Geen medelijden met zijn arme kindertjes, zoals de vrouw van hoofdpersoon meester Staal, die het tot diens ergernis heeft over 'stakkertjes' en 'arme schapen'. Zij is het ook die hem min of meer dwingt om bijlessen Frans te nemen, zodat hij hogerop kan komen. Staal doet braaf wat 'm gezegd wordt, maar ergert zich rot over de druk die op hem wordt uitgeoefend als hij met opzet treuzelt met solliciteren naar een beter betaald baantje. Ik citeer:

"'t Is alsof ze allemaal aan me staan te sjorren en te trekken; en ik wil woest om me heen slaan en schreeuwen: laat me toch me rust, laat me toch voluit schoolmeesteren, dat is voor een mens toch al genoeg om te doen!" Hij wil niet hogerop. Hij wil zijn klas niet in de steek laten.

Is meester Staal Thijssens alter ego? Hij zou het zelf met een knipoog ontkennen, maar alles wijst er op dat Theo Thijssen zijn onderwijservaringen heeft gebruikt om zijn pedagogische ontwikkeling (met vallen en opstaan) uit te dragen. Waar ging het mis, wat heb ik er van geleerd en hoe kan ik het beter doen?. Een mooi voorbeeld uit De gelukkige klas:

"Op de gang hoorde ik uit mijn lokaal het gerucht van 'krijgertje spelen'. Fok en Wim hadden blijkbaar de boel in de kast en profiteerden nu van de gelegenheid om elkaar na te zitten tussen en over de banken. Ik weet nog precies, uit mijn eigen jongenstijd, hoe goddelijk avontuurlijk, hoe heerlijk verboden dat is. En daarom loop ik in zo?n geval op de gang maar langzaam, om de jongens tenminste eventjes te laten genieten; want als ik binnen kom is die pret natuurlijk uit. Zelfs kijk ik dan nog wel 's ernstig en zeg schijnheilig: 'Ik geloof dat jullie bezig waren over de banken heen te springen ' denk erom, dat wil ik niet hebben, als er een een ongeluk krijgt, is het te laat'. Ik liep dus niet al te hard".

Thijssen refereert aan zijn eigen schooltijd. Met genoegen en dat is ook een van de dingen waar hij sterk in is: het feest der herkenning, der herinnering. Zoals mijn Beroemde Oom schreef over De gelukkige klas: "Een hoogtepunt in zijn oeuvre, een heerlijk boek over het verloren paradijs van onze kindertijd".

Of het in Thijssens tijd wel zo paradijselijk was valt te betwijfelen. Maar dat hij zelf zo'n 'stakkertje' en 'arm schaap' is geweest, heeft hem zonder twijfel geïnspireerd om te onderwijzen zoals hij deed en zich af te zetten tegen inspecteurs, ambulante schoolhoofden en tegen de onderwijspolitiek; het kwam hem later te stade als Kamer- en Gemeenteraadslid en in zijn kritische beschouwingen in een door hem zelf opgericht onderwijsblad.

Theo Thijssen/meester Staal (ik ga gewoon uit van die twee-eenheid) volgde meer zijn hart dan zijn hoofd en bereikte daardoor resultaten waarvan hij zichzelf niet eens bewust was.

Een sterk staaltje in De gelukkige klas betreft leerling Fok, "het factotum van de klas", zoals Staal hem beschrijft. Fok, aanvankelijk probleemleerling, ontpopt zich in de klas als meester-organisator, daartoe door zijn onderwijzer aangezet. Hij kan niet voorlezen, maar begrijpt als geen ander wat hij leest. En door zijn nieuw verworven status blijkt hij een gedaantewisseling te hebben ondergaan. Meester Staal weet van niets, tot hij aangesproken wordt door gymnastiekmeester Zaalberg:

"Tja, die Fok. Wat was dat vroeger een schooiertje, he.' 'Een schooiertje?' vroeg ik met bevreemding. 'Ja, een schoffie.' 'Een schoffie?' herhaalde ik onwillig. 'Ja, wat je noemt een echt boefie. Allemachtig wat 'n wanhopig element was het toen.' 'Fok Goosens?' vroeg ik, maar al met minder bevreemding, want er begon mij nu toch wel iets te schemeren van een vroegere Fok. 'Ja zeker,' zei Zaalberg, 'Fok Goosens. Ken jij een andere Fok soms? Nee, die hei-je aardig getemd hoor, Staaltje, die hei-je aardig opgeknapt, daar hei-je fatsoen in gebracht.' Ik heb afgeweerd, in volle ernst afgeweerd."

De gelukkige klas

(1926) is in feite de apotheose van Thijssens onderwijstrilogie. Het is een duidelijk vervolg op het een jaar eerder verschenen Schoolland en hoewel het met name in de gekozen vorm verschilt van die twee boeken, beschouwde Theo Thijssen zelf het al in 1908 verschenen Barend Wels als nummer een van de cyclus. Het laatstgenoemde boek beschrijft volgens Thijssen "de worsteling van de nog niet gerijpte persoonlijkheid met een klas'. In 'Schoolland' groeit de hoofdpersoon met zijn klas samen tot een eenheid en 'De gelukkige klas', waarin deze eenheid is bereikt, is', aldus Thijssen "een hymne op het onderwijzersschap".

Over die eenheid filosofeert meester Staal in De gelukkige klas: "Merkwaardig, allermerkwaardigst, als ik er goed over nadenk. Je kunt een klas plagen, vleien, doen lachen, doen beven, een klas heeft een eigen ziel. Ach, wij schoolmeestersweten het allang; we spreken van een klas met een beroerde geest, van een lieve klas, van een eerlijke klas, van een gluiperige klas. Ik heb mevrouw Troost ?s horen zeggen dat ze voor handwerken 'nou toch' zo'n mispunt van een klas had!' 'Wonderbaarlijke uitdrukking, goed beschouwd' Enfin, m'n klas en ik flirten dan tegenwoordig; en Fok is dan zoiets als een kokette bloem in haar mijner flirtende schone, en Leentje Roos is haar eigenaardige parfum, en het snibbige Hilletje speelt voor het zachtkirrende lachje???

Van harte verwijs ik u nog naar het hartverwarmende en ontroerende verjaarsdagsuitstapje naar Artis:

"Ze waren er niet alleen allemaal, een half uur voor de gewone tijd, maar ze hadden ook nog de tijd gehad iets 'zondags' aan te trekken en toen ze 'in de rij' stonden, was het werkelijk een fleurige, feestelijke troep. Fok had niets meer of minder aan dan een pak met een vest en een boord en zag er mannelijker uit dan ooit.Er waren veel geweldig nette petten bij de jongens, van die petten waarvan je duidelijk kon zien dat ze nog niets hadden meegemaakt; en de meisjes hadden bijna allemaal ernstige, grote hoeden op waar ze veel ouder mee uitzagen dan anders. En overal zag ik de snoepzakjes, precies zoals het hoorde.

Joost de Haas was helemaal ingespannen: had aan een koord een soort botaniseertrommel opzij hangen. Hij streelde liefkozend de trommel en toen ik even bij hem bleef stilstaan, opende hij voorzichtig een van de twee deksels en gunde me een blik op de inhoud: apenootjes en droge kaakjes door elkaar. 'Voor de apen en de beren,' zei hij trots.

Ik wipte even 't school in en kwam weer terug met m'n tasje. 'Voor de leeuwen,' zei ik tegen Joost. 'De leeuwen maggen niks hebben,' zei de welingelichte Joost lachend.Toen marcheerden we af, jaloers nagekeken door enkele kinderen uit andere klassen die vroeg waren."

Ook De gelukkige klas wordt door Theo Thijssen op grootse wijze beëindigd. De dood van leerling Louis, de talentvolle zielenpoot met hoge rug en zwak hart, doet hem relativeren: "Beuzelarij, beuzelarij, al dat gedoe van ons". En hij eindigt in dezelfde geest en magistraal:

"M'n heerlijke, lieve, lastige stel, ik weet eigenlijk maar een ding: de jaar of wat dat ik jullie heb en dat jullie mij hebben, behoren wij enkel maar een gelukkige klas te zijn. En de rest is nonsens hoor, al zal ik dat jullie nooit zeggen."

Geef mij zo'n meester!

Jan Carmiggelt