U bevindt zich hier: Home Theo Thijssen Biografie Jeff Lafranca
Jeff Lafranca

Jeff Lafranca

Om het eclatante succes van de Dag van de Zwembadpas (16 juni 2001) uit de vergetelheid te ontrukken, werd een kleine maar ?jne fototentoonstelling ingericht. Topfotograaf Eddy Posthuma de Boer (l.) was ho?everancier en mocht de expositie dan ook zelf openen. Alle hoogtepunten van die onvergetelijke dag waren terug te vinden in de kleine vistrine. Hans Dagelet en Rob van Reijn (r.) met hun ‘geillustreerde’ schriftlezing, feestredenaar Peter-Paul de Baar, Matthijs van Nieuwkerk, sporthistoricus Ruud Stokvis, bewegingswetenschapper Piet van Wieringen en een uitzinnige Rick de Leeuw met zijn ‘Lied van de Zwembadpas’: je kon het allemaal opnieuw beleven.

Op 27 november, twee dagen na de galapremiere in Tuschinski (met koningin en bestuursleden van de Stichting Theo Thijssen) en op de dag dat de ?lm Kees de jongen in de bioscopen ging draaien, opende ?lm-Kees Ruud Feltkamp de grote en volle tentoonstelling Eeuwig mooi. De ver?lming van ‘Kees de jongen’. Hoe verwerk je zo’n roman tot een ?lm? Wat komt daar allemaal bij kijken? En hoe zat ’t ook alweer met het ontstaan van het boek? De expositie gaf een spectaculair kijkje achter de schermen met tientallen prachtige scêne-foto’s, bekladde draaiboeken, story-boards, decorontwerpen (met dank aan Dirk Debou), ?lmkostuums, opmerkelijke rekwisieten (zoals de levensgrote wijzer van de ingestorte Westertoren). Daarnaast werd getoond hoe Thijssens roman (in twee feuilletonversies) tot stand kwam. Bij de opening gaf hoofdrolspeler Ruud nog even een schermdemonstratie in de Eerste Leliedwarsstraat.

dinsdag, 31 maart 2015 09:51

Schoolland *juni 2004-februari 2005

Voorafgaand aan de opening op 16 juni togen vrienden en andere belangstellenden naar de Lindengracht om aldaar het 25-jarig bestaan van Hans Bayens’ standbeeld van Theo Thijssen als informele onderwijzer te vieren en stil te staan bij de 125ste geboortedag van de meester zelf. Gerben Hellinga sprak, Peter Paul de Baar las en Annelies Bayens legde bloemen. De expositie gaf een beeld hoe het toeging in het lager onderwijs in Thijssens tijd, tussen pakweg 1880 en 1940, maar bovendien van de ideeën die Thijssen daarover had. Sommige zijn inmiddels nauwelijks meer te volgen, andere bleken nog (of weer) verrassend actueel. Nostalgie overviel de (vele) bezoekers bij het zien van talloze boekjes, schriften, leermiddelen en schoolplaten. Ter ontnuchtering waren (in een ‘Audiotour’; een primeur in ons museum) sarcastische commentaren te horen van Thijssen, maar ook ontroerende passages uit zijn schoolromans. Stagiaire Lidy-Ann Hoekstra haalde de materialen uit alle uithoeken van het land en Meike Ziegler goot alles weer in prachtige vorm.

Aan het eind van zijn leven (1943) had Theo Thijssen thuis een kleine 1800 boeken in zijn kasten staan. Dat weten we omdat hij omstreeks 1910 begon ze bij binnenkomst te nummeren. Slechts zo’n 200 van die boeken bleven bewaard. In hun diversiteit geven ze niettemin samen een aardig beeld van Thijssens ‘leesgeschiedenis’. Een kleine greep daaruit laten we u in deze tentoonstelling zien, zoals Thijssens exemplaren van boeken van Willem Elsschot en Theun de Vries, maar ook De Parijsche Straatjongen, dat wordt verslonden door de jeugdige hoofdpersonen in Thijssens autobiogra?sche jongensboek Jongensdagen. En het Engelse woordenboek dat Thijssen zich als gretig autodidact aanschafte. Lang niet alle boeken heeft Thijssen overigens gekocht. Heel wat kreeg hij cadeau van zijn uitgever Van Dishoeck. Andere kreeg hij ter recensie toegestuurd. En een aantal werd hem geschonken door bevriende auteurs als A.M. de Jong, Hendrik de Man en Jan Men

In 1932 kreeg Jan Mens ontslag als biljartmaker bij de beroemde Billardfabriek Wilhelmina op de Amsterdamse Stadhouderskade. Zijn baas vond het zelf ook erg, maar de crisis dwong hem. Mens begon ‘sociale schetsen’ te schrijven (in 1934 gebundeld in Rafels), maar ook kinderverhalen, en uiteindelijk zelfs een roman. Omdat spelling niet zijn sterkte punt was, legde iedere itgver zijn kopij terzijde, tot oud-schoolmeester Theo Thijssen hem de helpende hand bood. Met succes. In december 1938 kreeg hij het dringende verzoek van de beroemde literator en criticus Dirk Coster om voor een gesprek naar Delft te komen. Met een rijksdaalder, geleend van de Dienst voor de Maatschappelijke Steun, nam hij de trein. In zijn rol van juryvoorzitter vertelde Coster hem dat hij de literaire debuutprijs van uitgeveerij Kosmos had gewonnen. Mensen zonder geld zou worden uitgegeven en Mens kreeg een chêque van liefst ƒ 1000. Na een diner nam hij de laatste trein naar huis. De laatste tram 9 was al weg, dus hij liep vijf kilometer naar Betondorp. De hele familie stommelde in pyjama naar beneden. Jan legde de chêque op tafel en zei: “Nu zijn we rijk.” Dat was het begin van grote schrijversroem. Begin jaren zestig was Mens nog de meest gelezen schrijver van Nederland. En de tv-bewerking van zijn romancyclusDe Kleine Waarheid (met Willeke Alberti, John Leddy, Coen Flink, Sylvain Poons e.v.a.) ketende in 1970-1971 miljoenen aan de beeldbuis. In zijn romans (o.a.Mensen zonder geld, De Gouden Reael, Koen, Er wacht een haven) de stadAmsterdam een prominente rol speelt. Als dank voor Thijssens hulp maakte Mens in 1937, toen Thijssen naar de Watergraafsmeer verhuisde, voor een vriendenprijs diverse stoelen, een tafel en boekenkasten voor diens nieuwe huis op de Hogeweg. Eén van die boekenkasten, de tafel en twee stoeltjes staan nu in ons museum. De tafel dient als balie, de kast en herbergt nu de 'winkelvoorraad' van ons museum. In de kleine tentoonstelling, die 23 april werd geopend door Jan Mens' kleindochter Tine, zijn vele boeken van Mens te zien, maar ook foto’s, aantekeningenboekjes én te telegram dat hij op 22 december 1938 uit Delft naar huis stuurde””Boek bekroond breng cheque mee tevens hartelijke gelukwens van de Jury en Uitgever. Jan.”

Pagina 10 van 16

CITAAT VAN DE MAAND

"Jarenlang heb ik het stilgehouden, de jongen uit het oliewinkeltje. () Zijn moeder was een ongetrouwde juffrouw, maar hij had een erg aardige oom, die dikwijlss avonds in het kamertje achterhet oliewinkeltje kwam zitten. En dan dronken ze een glaasje pons of zo, en hij, Ferdinand, kreeg ook een glaasje, met een beetje veel water er bij.  ()
Na een ruzieavond is de oom weggebleven, en toen kwam er een nette kommensaal, die aanspreker was. Het was in de influenzatijd* en de aanspreker verdiende grof geld.

 (De jongen uit het oliewinkeltjes, in: De Nieuwe School juli 1910, herdrukt de bundel Egeltje, 1929.) 

*Thijssen bedoelt waarschijnlijk de griepepidemie in de winter van 1889-1890.

Navigeer

Locatie

    • Eerste Leliedwarsstraat 16
    • 1015 TA Amsterdam
    • 020-4207119
    • Donderdag t/m zondag van 12.00 - 17.00

 

 

Familie Familie